Bob is 42 jaar, getrouwd en vader van 3 jonge kinderen. In zijn dagelijkse leven werkt hij voor defensie, waar hij in 2020 terugkeerde als burgermedewerker. Van 1999 tot april 2007 was Bob militair. Eind 2006 werd hij voor vier maanden uitgezonden naar Afghanistan, blij dat hij na zoveel jaren actieve dienst eindelijk kon doen waarvoor hij al die tijd getraind en geleerd had. Bob was werkzaam als hospik (een informele militaire benaming voor medisch personeel) en ging met de ambulancetroepen op missies buiten de poort. Door incidenten tijdens, maar ook na de uitzending, heeft Bob traumatische ervaringen opgelopen. En dat heeft erin gehakt in zijn leven. 

“Als hospik kwam ik in contact met slachtoffers van het geweld in Afghanistan. Dat heb ik twee van de vier maanden gedaan. Er waren zoveel incidenten dat ik toen heb aangegeven ‘dit trek ik niet, ik ben bang en durf de poort niet meer uit’. Ze vroegen me of ik naar huis wilde. Maar het was voor mij samen uit, samen thuis; dus ik heb de uitzending afgemaakt in een ziekenhuis binnen de poort waar ik zorgde voor de ontvangst en opvang van patiënten. Zo kom je erachter dat je, ondanks vele jaren dienst, niet geschikt bent voor het militaire werk. Ik heb daarna een afkeer van wapens gekregen. Tegen mijn baas zei ik ‘ik hang mijn pistool in de wapenkamer en ik pak ‘m niet meer; ik dien mijn contract uit en dan ben ik weg’. En tot op de dag van vandaag heb ik geen wapen meer aangeraakt.” 

“Er komt een dag dan gaat de putdeksel open en komt alles eruit, dan heb je pas echt de poppen aan het dansen. Daar ben ik persoonlijk achter gekomen toen ik door een vriend in de media terechtkwam. Het vakblad Checkpoint, een blad voor en door veteranen, had voor een interview contact gezocht met een vriend van mij. In dit geval was het thema ‘veteranen en muziek’. Checkpoint had ook contact met een band die het nummer Iron Rain had geschreven. Mijn vriend kende dit nummer en het sprak hem aan. Hij kwam erachter dat het nummer eigenlijk over mij ging. De tekst was gebaseerd op verhalen die ik tegen de bandleden verteld had en die daardoor geïnspireerd waren geraakt. En toen heeft hij gezegd tegen Checkpoint ‘ik kan je dit verhaal wel vertellen, maar ik ken de bron van het nummer persoonlijk’. En zo heeft hij mij uitgenodigd om deel te nemen aan dat interview. Daar heb ik over getwijfeld, maar uiteindelijk ‘ja’ gezegd om hem te helpen. Tijdens dat interview werden er allerlei details opgerakeld door de zanger van de band; hij deelde informatie over de missie die ik hem nooit verteld had. Daar werd ik zo door overvallen, dat het daarna bergafwaarts ging met mij. Ik kon een perfect masker opzetten, maar vanbinnen ging ik kapot. Door dat interview zijn er allemaal barstjes in dat masker gekomen. En op dat moment zagen mensen dat het helemaal niet goed met mij ging.” 

Mijn vrouw zei ‘je moet nu echt hulp gaan zoeken, anders ben ik bij je weg. Dit kan niet meer’. En dan ga je nadenken over wat je allemaal hebt: een vrouw met wie je al zoveel jaren getrouwd bent, kinderen, een huis. Wil je dat allemaal op het spel zetten?

“Mijn vrouw zei ‘je moet nu echt hulp gaan zoeken, anders ben ik bij je weg. Dit kan niet meer’. En dan ga je nadenken over wat je allemaal hebt: een vrouw met wie je al zoveel jaren getrouwd bent, kinderen, een huis. Wil je dat allemaal op het spel zetten?  
Toen heb ik hulp gezocht bij de LZV (Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen). En via de LZV ben ik bij het Psychotraumacentrum van Reinier van Arkel terechtgekomen. Eerst kreeg ik een verwijzing voor de Oriëntatiegroep voor veteranen, waar je groepsgesprekken hebt. Je krijgt er informatie over PTSS en hoe PTSS in stand wordt gehouden. En tijdens deze groep leren ze jou ook kennen. Je hoort dat iedereen dezelfde shit heeft, maar ieder uit een andere oorlog komt. Gaandeweg zakte ik emotioneel nog verder weg. En toen kwam de SITT in zicht, een interne, intensieve therapie voor complexe PTSS, in 7 dagen van 08.00 tot 21.00 uur.” 

“Tijdens de voorlichting over de SITT dacht ik ‘dit wil ik helemaal niet, ze gaan een beerput opentrekken en voor mij alles onveilig maken wat nu voor mij veilig voelt’. Ik was bang voor mijn eigen reacties. Hoe de SITT mij heeft kunnen helpen, was door er voor mij te zijn. Mij te begrijpen, mijn problemen serieus te nemen en mee te denken over de passende weg voor mij. Ik heb met veel mensen uit onze oriëntatiegroep bij de SITT gezeten. We hebben allemaal hetzelfde traject doorlopen, maar voor ieder werd een persoonlijk plan opgesteld. Het is belangrijk dat je je openstelt. Veel mensen erkennen niet dat er een probleem is. En dan is het de fout van de maatschappij of de fout van het leger. Je kunt ook zeggen ‘de fout ligt een beetje bij jezelf, omdat je je niet openstelt’. Ik dacht ook ‘ik ben een onderdeel van de missie, zo ben ik geworden en ik kan niet veranderen’; maar zo ligt het niet. Zelf zien dat je een probleem hebt en dat durven aanpakken, dan heb je meeste kans op herstel.”  

“Tijdens de SITT zetten ze EMDR en Imaginaire Exposure in. Constant haal je de beelden weer naar boven en komt dat gevoel weer terug. Alleen achteraf merk je dat het gevoel dat je erbij hebt, minder wordt. Je kunt het bespreekbaar maken. Je wordt begeleid om het bespreekbaar te houden. Ook je partner wordt daarin betrokken. Want niet alleen loop ik ermee, maar ook mijn vrouw loopt ermee. Die liep al twaalf jaar met een wandelende tijdbom in huis. En voor haar is het ook heel emotioneel. Het waren voor mij de twee slechtste, maar ook de twee beste weken. Het heeft me meer opgeleverd dan ik had verwacht. Naderhand hebben we met ons gezin ook de ADAPT-training gevolgd. ADAPT is een opvoedprogramma voor veteranen en hun partner met kinderen in de basisschoolleeftijd van 4 t/m 12 jaar. En zo zijn alle puzzelstukjes voor mij en mijn gezin op hun plaats gevallen.” 

“De herinneringen aan wat er allemaal is gebeurd, zijn geen belemmeringen meer voor mij. De vriend die mij destijds bij het interview van Checkpoint betrok, wist dat het daarna met mij heel slecht ging. Hij zei ‘als het over zes jaar goed met je gaat, dan geef ik jou een gitaar en dan kun je het daarmee afsluiten’. Een aantal maanden geleden heeft hij die gitaar daadwerkelijk aan mij overhandigd en die hangt nu vol trots bij mij aan de muur. Bij de uitreiking waren enkele medewerkers van het PTC aanwezig. Ik heb hen die avond oprecht bedankt; bedankt voor wat zij voor mij betekend hebben. Zonder hen had ik nu misschien een echtscheiding gehad of was ik in de bak terechtgekomen, mezelf kennende. Het zijn allemaal ‘wat als’-verhalen waar ik nu niet meer over ga nadenken.”